Tientallen jaren werd vet zowel door professionals als voedingsbedrijven in het verdomhoekje gezet en als boosdoener voor de obesitasepidemie gezien. Tegen eind jaren 90 beleefden vetarme diëten hun hoogdagen. Vetten zitten immers tjokvol calorieën en waren dus een absolute no-go, als je een kilootje wou afvallen.
Toch bleek iets later dat die theorie helemaal niet klopt. Regelmatig gezonde vetten op je menu zetten is zelfs cruciaal voor je gezondheid. “We zijn eindelijk gaan beseffen dat bepaalde vetten zelfs bijdragen aan gewichtsverlies, de gezondheid van je hart en nog veel meer”, vertelt voedingsdeskundige Tamar Samuels.
Waarom we vet nodig hebben in onze voeding
Vetten zijn een primaire energiebron en we hebben essentiële vetzuren, die niet van nature in ons lichaam voorkomen, nodig om de basisfuncties van ons lichaam te ondersteunen. Vetten bieden enorm veel gezondheidsvoordelen, waaronder de regulatie van je hormonen en het bestrijden van ontstekingen.
Vet beschermt onze organen en zijn structurele componenten van onze cellen. Het ondersteunt je immuunsysteem, helpt bij het reguleren van je lichaamstemperatuur, zorgt voor een gezonde huid, haar en nagels en helpt je lichaam essentiële, in vet oplosbare vitamines zoals vitamine A, D, E en K te absorberen. Daarnaast heeft voldoende gezonde vetten eten gezondheidsvoordelen op lange termijn, zoals een verminderd risico op hartaandoeningen en ook je hersenen hebben vetten nodig om goed te functioneren. Onze hersenen alleen al bestaan voor 60% uit vet. Daarom zijn vetten dus ook erg belangrijk om je brein gezond te houden.
Hoeveel vet mag je per dag eten?
Van de totale hoeveelheid energie die je dagelijks nodig hebt raadt het Vlaams Instituut Gezond Leven aan om 30 à 35% uit vetten te halen. Dat komt voor een volwassen persoon ongeveer overeen met 60 à 70 gram vet per dag. Al verschilt dat uiteraard wel van persoon tot persoon. Ook je leeftijd, gewicht, geslacht, hoe vaak je beweegt en specifieke gezondheidsproblemen spelen een rol in hoeveel vetten je per dag het best verorbert.
‘Goede’ vs. ‘slechte’ vetten
Daarnaast is het belangrijk om een onderscheid te maken tussen verzadigde en onverzadigde vetten, in de volksmond ook wel ‘slechte’ en ‘goede’ vetten genoemd. In bijna elk voedingsmiddel zit een mix van beide vetten, maar als minstens twee derde van de totale hoeveelheid vet onverzadigd is, spreken we van een gunstige vetzuursamenstelling. Onverzadigde vetten zijn dus de goede vetten waarvan aangetoond is dat ze een gunstig effect hebben op je cholesterol en het risico op hart- en vaatziekten verminderen. Je vindt ze onder andere in olijfolie, noten, lijnzaad, vette vis en avocado’s.
Transvetten en verzadigde vetten vermijd je dan weer beter. Die laatste vind je vooral in dierlijke producten zoals vlees, boter en zuivelproducten. Verzadigde vetten kunnen het cholesterolgehalte in je bloed verhogen en zo mogelijk ook het risico op hart- en vaatziekten. De Hoge Gezondheidsraad raadt daarom aan om niet meer dan 10% onder de vorm van verzadigde vetten in te nemen. Om de inname van deze vetten te beperken krijgen magere dierlijke producten de voorkeur (magere of halfvolle melk, magere yoghurt, mager vlees …).